IMWAC-EN
International Movement
We Are Church / European Network

FORUM
 

 
Breng weer Hoop in Europa!

Verklaring van de Internationale Beweging ‘Wij zijn Kerk’ en van het Europees Netwerk “Kerk in Beweging’ ter gelegenheid van de Europese Bisschopsvergadering. Rome, oktober 1999

1. De verwachting van iets nieuws

1.1  ‘De verwachting dat er iets nieuws op komst is, is een geluid dat in de straten van Europa alsmaar luider klinkt.’ Dit woord van kardinaal Vlk, de aartsbisschop van Praag, laat ons niet los. De wind van de verandering waait door kerken en fabrieken, scholen en paleizen. Deze wind draagt op zijn wieken de roep om eenheid en vrede, om vrijheid en zelfbeschikking, om verantwoordelijkheid, verdraagzaamheid en solidariteit. Sinds Europa de geschiedenis binnentrad was het een werelddeel vol tegenstellingen. Het  ergste bloedvergieten maar ook bevrijdende ontwikkelingen begonnen hier. Zowel christenen als niet-christenen waren daarbij betrokken. Vandaag de dag zien we een Europa vol spirituele tegenstellingen, waarin gelovige christenen, mannen en vrouwen, slechts een minderheid uitmaken. De katholieke kerk reageert daarop met geklaag over de ‘boze wereld’ en de pretentie van een exclusief recht op verkondiging van de waarheid, die wereldvreemd aandoet. In een tijd van opzienbare veranderingen speelt de kerk voor de rots die zij niet is, niet zijn kan en niet behoort te zijn. Er is dan ook vraag naar een nieuwe kerstening van de kerk

1.2 De katholieke kerk moet duidelijk maken dat zij vastbesloten is en oprecht bereid, de spirituele verscheidenheid van Europa te erkennen, haar als een uitdaging op te vatten en het eigen geloofsgoed in alle bescheidenheid aan te bieden. Jezus Christus heeft ons de weg naar het heil gewezen maar die weg wordt niet alleen door christenen gevolgd en zeker niet door alle christenen. Eenheid en vrede bewerken wil zeggen: eerbied hebben voor verschillen en het bij elkaar brengen van tegenstellingen door een gemeenschappelijk uitgewerkte conflict-cultuur.

2. Vrede helpen stichten!
 
2.1  Zolang er christenen in Europa wonen, hebben zij ook geweld gebruikt. Steeds weer hebben zij als heersers en als soldaten oorlog met elkaar gevoerd, vaak genoeg met een beroep op een zogenaamde heilige opdracht van de ‘Heer der geschiedenis’. Bekerings- en veroveringstochten, kruistochten en heilige oorlogen hebben landstreken en mensen vernietigd. Miljoenen mensen zijn omgekomen in folterkelders en op brandstapels ‘in  naam van de  waarheid’. Zelfs de poging in 1789 om mensenrechten onder dwang te doen zegevieren verdronk binnen de kortste keren in zeeën van bloed.

2.2  Niettemin gebeurde het in datzelfde Europa waar kerkelijke en wereldlijke machts-   structuren elkaar vonden in onheilige allianties, dat theologische pogingen om de oorlog te keren steeds meer veld wonnen. In het oude Athene lukte het voor de eerste keer sociale conflicten langs juridische weg op te lossen. Katholieke staatsrechtgeleerden uit de 16de eeuw, Calvinistische theologen en non-conformistische leraren op het gebied van het natuurrecht ploegden de grond om waarin volkenrecht en democratie konden gedijen.

2.3  Nooit meer mogen oorlogen Europa verwoesten, nooit meer mogen vanuit Europa andere landen en volkeren bedreigd worden, nooit meer mogen conflicten in en tussen staten  worden uitgevochten  -  en religieus getinte conflicten al helemaal niet – met het doel de andere partij te vernietigen. De katholieke kerk moet samen met alle mensen van goede wil een bijdrage leveren aan een spirituele grondslag voor een sociale orde, die Europa maakt tot een machtsbolwerk voor de vrede, waarvan de conflictcultuur een uitstraling heeft over de grenzen heen: vrede moet aanstekelijk worden.

3. Mensenrechten garanderen!

3.1  Het joodse en christelijke wereldbeeld is steeds van de zekerheid uitgegaan, dat elk mens  
is geschapen naar Gods beeld (Gen. 1,27) en bekleed is met dezelfde waardigheid als ieder ander mens. Met schaamte moeten we bekennen, dat het vele eeuwen geduurd heeft, voordat de consequenties van deze overtuiging tot het begrip van de mensen doordrongen. Katholieke christenen hebben vrouwen en mannen met een andere overtuiging en zelfs aanhangers van hun eigen geloofsgemeenschap te vuur en te zwaard bestreden.

3.2  Europese veroveraars maakten zich meester van Amerika en beroofden de daar wonende mensen van hun land en van hun eigenwaarde. Waar het ging om de universele mensenrechten schitterden hoge vertegenwoordigers van de katholieke kerk door afwezigheid. Al te lang hebben de meesten van hen de gedachte aan gelijke rechten voor alle mensen zelfs hardnekkig bestreden. Minstens nu moet de katholieke kerk zich vooropstellen bij alle pogingen de mensenrechten te verwezenlijken in alle delen van de samenleving. Dus ook binnen de kerk zelf!

3.3  Tot de onaantastbare schat aan mensenrechten behoort het recht van alle vrouwen op hetzelfde respect, zowel in de kerk als in de samenleving. De gedoopten in Jezus’ naam zijn ‘niet langer jood of christen, slaaf of vrije, man of vrouw’ (Gal.3,28). Er staat geen enkele regel in de bijbel die gedoopte vrouwen de waardigheid van een kerkelijke wijding ontzegt. Zo’n regel mag dan ook in de leer van de kerk niet voorkomen.

3.4  Belangrijke vrouwen hebben Europese  geschiedenis geschreven als vorstinnen en ook ontelbare vrouwen en moeders als heldinnen van het dagelijkse leven of als slachtoffers van mannelijke machtssystemen. Grote vrouwen waren waardevolle wegwijzers in onze kerk: Hildegard van Bingen, Catharina van Siena en Theresia van Avila, maar ook Jeanne d’Arc, die christelijke zuster van Antigone, die allebei de dood ingingen voor een heilige zaak. De 7de algemene kerkvergadering werd in 787 door een vrouw, keizerin Irene, bijeengeroepen. De eerstvolgende algemene kerkvergadering mag niet plaats vinden zonder deelname van vrouwen. De zaak van de vrouw is de zaak van de mens.

3.5  De katholieke kerk moet nu eindelijk de schande uitwissen, dat de Heilige Stoel tot op vandaag de Europese Conventie ter Bescherming van de Mensenrechten niet heeft ondertekend en zij moet de volledige gelijkberechtiging zonder uitzondering van vrouwen ook in de eigen kerk geloofwaardig maken, niet met woorden maar met daden.

4. De schepping beheren!

4.1  God schiep de wereld en ‘bekeek alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was.’ (Gen 1, 31) Veel katholieke christenen, mannen en vrouwen, al dan niet gewijd, bekijken tegenwoordig de wereld alsof deze het werk is van de duivel. Als we de schepping en de geschiedenis niet heel duidelijk en blijmoedig aanvaarden, zal niemand ons geloven dat we de wereld beter en rechtvaardiger zouden willen maken. En toch is dat nu juist onze opdracht.
4.2  We hebben het gebod van de Schepper, de tuin van Eden ‘te bewerken en te beheren’ (Gen. 2, 15) verkeerd opgevat en wel als een volmacht om haar uit te buiten. Dit is het Europa van de tegenstellingen: hier ontwikkelde zich de moderne welvaarts- en rechtsstaat, die de uitgangspunten schiep voor een minstens bescheiden welzijn voor alle lagen en groepen van de bevolking. Maar hier kwam het tevens tot een massale en nooit vertoonde verstoring van de uitgangspunten van het leven, met name in de laatste jaren, en tot de uitwassen van een ongeremde marktontwikkeling, die veel mensen berooft van werk en vooruitzichten. Aan beiden moeten wij een halt toeroepen.

4.3  Geen van beiden is mogelijk zonder politiek. Politiek is niet mogelijk zonder macht. Christenen dienen een voorbeeld te geven in het gebruiken van macht. Macht mag alleen uitgeoefend worden met veel omzichtigheid, zonder de waardigheid van anderen te kwetsen. Het beginsel van de arbeidsverdeling (subsidiariteit), verkondigd door de katholieke sociale leer maar nu ook verankerd in het rechtssysteem van de Europese Unie, volgt uit deze eis.  Dat dit  ‘ook voor het kerkelijk leven’ dient te gelden, heeft Pius XII reeds in 1946 duidelijk gemaakt aan de verzamelde kardinalen. 

4.4  Verdeling van macht in de katholieke kerk door opwaardering van de plaatselijke kerken zou een versterking zijn van parochies en bisdommen en daarmee voor de kerk als geheel. Het zou regionale experimenten mogelijk maken (zoals ‘viri probati’, wijding van vrouwen, leken als hoofd van een gemeente, enz.), voordat hervormingen in de hele wereld doorgevoerd worden. En het zou creatieve, esthetische en profetische liturgievormen mogelijk maken, die de mensen kunnen raken. Het subsidiariteitsbeginsel wordt ernstig onrecht aangedaan wanneer bisschoppen tegen de wil van een deel van het kerkvolk worden benoemd of wanneer regionale bisschoppenconferenties door verordeningen van het Vaticaan worden vernederd, zoals onlangs het geval was ten aanzien van het geven van advies aan zwangere vrouwen in een conflictsituatie.

4.5  Haar organisatiestructuur heeft de kerk in de loop der eeuwen ontwikkeld. Zij draagt een wereldse uitmonstering mee in haar pelgrimage door de huidige tijd. Eeuwenlang heeft zij de uiterlijke tekenen van wereldse macht gedragen: ambtsgewaden, titels en documenten. Veel van deze opsmuk heeft zij reeds afgelegd. Maar met andere tooit zij zich nog steeds, ofschoon zij de waarschuwing van Jezus voor het na-apen van aardse heersers kent: ‘Maar zo is het onder jullie zeker niet!’ Jezus heeft aan tafel gezeten met zondaren, niet met potentaten en eminenties.

4.6  De katholieke kerk is verplicht het subsidiariteitsbeginsel ook tot gelding te brengen op eigen terrein. Niet alleen bij organisatorische beslissingen (bisschopsbenoemingen, laïceringsaanvragen, enz.) maar ook bij de verkondiging van geloofswaarheden. Vooraleer de paus of de Congregatie van het Geloof een leerstuk tot algemene geloofsleer verklaren, zouden zij samen met het wereldepiscopaat de geloofszin van het volk (sensus fidelium) dienen te onderzoeken, immers ‘alle gelovigen tezamen... kunnen niet dwalen in het geloof.’ (Lumen Gentium 12, Wereldkatechismus 92).

5. De eenheid der kerken bekrachtigen!

5.1  ‘We hebben aan de wereld het onwaardige schouwspel vertoond van een gespleten christenheid,’ wordt gesteld in het slotdocument van de 2de Europese Oecumenische Vergadering in Graz van juni 1997. Reeds lang roepen de toeschouwers om een spoedig einde aan zo’n schandelijke vertoning. De aanstaande ondertekening van een ‘Gezamenlijke verklaring van katholieken en lutheranen over de leer van de rechtvaardigmaking’, de geweldige vooruitgang in het theologengesprek met de anglicaanse kerk en de hernieuwde dialoog met orthodoxe bisschoppen en patriarchen zijn even zovele hoopvolle tekenen op een weg waarop geen terugkeer mogelijk is.

5.2  Niettemin zijn de aanwijzingen van een stagnatie in de oecumenische inspanningen niet te ontkennen. En dat is des te treuriger omdat de nu zo moeilijk geworden verzoeningspogingen niet nodig waren geweest als de kerk in voorbije eeuwen met wat meer aandacht had geluisterd naar de vernieuwingsvoorstellen van mensen, die zij als afvalligen en ketters veroordeeld en dikwijls kapot gemaakt heeft. Deze historische ervaring verplicht de katholieke kerk tot nieuwe oecumenische initiatieven. Angstige zorg om ‘de zuiverheid van de leer’ verraadt in het gunstigste geval onzekerheid, in het ergste geval arrogantie van de macht.

5.3  De grote meerderheid van Europese christenen verenigt zich van harte in een oproep tot eucharistische avondmaalsgemeenschap. Wanneer het Vaticaan als voorwaarde daartoe eerst een nadere opheldering verlangt van de ambtskwestie, dan moet de katholieke kerk met veel moed en inzicht nieuwe initiatieven ontplooien. Paus Johannes Paulus II heeft ons in zijn encycliek ‘Ut unum sint’ uitgenodigd tot een ‘broederlijke, geduldige dialoog’ ook over de uitoefening van het petrusambt. Die uitnodiging mogen we niet vergeten.

5.4  Juist de oecumene is aangewezen op symbolische bewijzen van bemoediging. Zoiets zou kunnen gebeuren als katholieken, protestanten en orthodoxen het paasfeest op een zelfde datum zouden vieren. Daarover wordt al geruzied sinds de christelijke oudheid. Het wordt hoog tijd dat we het daarover eens worden.

5.5  Europa zit verlegen om de verzoening met elkaar van katholieken, protestanten en orthodoxen, omdat hun verschillende historische ontwikkeling vruchtbaar moet worden gemaakt voor het gezamenlijk christelijk erfgoed. Europa heeft echter ook behoefte aan een interreligieuze dialoog met andere godsdiensten en belangrijke geestelijke stromingen. Een bijzondere aandacht en invoelingsvermogen vereist de dialoog tussen de abramitische godsdiensten jodendom, christendom en islam.

5.6  Wij Europese christenen hebben tegenover onze joodse broeders en zusters een lange geschiedenis op te lossen van een schuld, die een apocalyptisch dieptepunt vond in de shoah. Als we niet het vertrouwen herwinnen  van de joden, die door de eeuwen heen de Europese cultuur opmerkelijk bevrucht hebben, blijft de stroom van ons geloofsleven vanaf de gemeenschappelijke bron vertroebeld.

5.7  De gemeenschappelijke wortel van Abraham verbindt ons ook met de aanhangers van de Islam, die eveneens hun stempel drukten op de oude cultuur van Europa en nu in bijna alle landen een vast bestanddeel van de bevolking zijn geworden. De dialoog ook met hen is een gewetensplicht voor christenen, hoe verschillend ook de uitgangspunten mogen zijn, en hoe onvermijdelijk menige reactie. Een geloof als dat van Abraham houdt in: samen op weg gaan in vertrouwen op Gods belofte zonder zekerheid te hebben over de route en het eindpunt.
5.8  Nieuwe initiatieven voor de oecumenische en interreligieuze dialoog moeten uitgaan van de katholieke kerk. Openliggende theologische discussievragen mogen een eucharistische avondmaalsgemeenschap niet langer in de weg staan. Het zou een gebaar met een groot effect zijn, als de paus de leiders van andere christelijke kerken zou uitnodigen tot een gemeenschappelijke avondmaalsviering en kerkelijke gemeenten in heel Europa andersdenkenden als gasten welkom zouden heten.

6. Vrolijk in alle eenvoud over God praten!

6.1  Het laatste doel van alles is ons vertrouwd in geloof en hoop. God is de alfa en omega van ons bestaan, begin en voleinding, aandrijver en zingever. Deze God is een God des levens, die de mensen ook roept tot een ‘leven in volheid’, die ons bekwaam maakt tot mondigheid en verantwoordelijkheid (‘Waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid’ 2 Kor. 3, 17), die het ons telkens weer mogelijk maakt opnieuw te beginnen, die ons niet verlaat als wij hoe dan ook in nood zijn, die onze werkelijkheid van ziel en lichaam niet minacht en zeker niet verdoemt.

6.2  God is een mensenvriend, wijs, geduldig, goed en eerlijk, naar de bijbel getuigt. Niet het tiende dat wij van munt, anijs en komijn afdragen, vindt Hij van waarde, maar recht, barmhartigheid en trouw (Mat. 23, 23). Arme mensen omhelst Hij liever dan trotse in alle pracht en praal. Sommigen die zogenaamd ver van Hem staan is Hij meer nabij dan ‘praktiserende’ christenen, die hun christendom slechts in praktijk brengen in de kerkbank en niet in hun leven.

6.3  Wij weten dat al ons spreken over God een spreken is in gebrekkige beelden, een stamelen in menselijkerwijs beperkte taal. Dat dwingt tot bescheidenheid in uitdrukkingsvermogen en theologische pretentie. God, ‘de’ waarheid, is niet in definities te vangen. ‘Het blijft een zaak van het christelijk geloof in de loop der eeuwen de ganse draagwijdte (van de openbaring) stukje bij beetje te omvatten.’ (Wereldkatechismus 66). In het beeld van de Emmaüsgangers, waarop het werkdocument van de Europese Synode is gebaseerd, is een goede aanzet gevonden voor ons spreken over God, Jezus en de kerk. Het zou evenwel belangrijk zijn te erkennen, dat Jezus Christus ons telkens opnieuw de ogen moet openen en dat we allemaal, ook de hoogste hoogwaardigheidsbekleders zoekende mensen blijven, altijd onder de druk van moeheid, moedeloosheid en twijfel.

6.4  Wij mogen niet toestaan dat we ons zouden laten dwingen alleen maar over God te praten en ons zodoende laten afbrengen van het spreken over ‘tweederangsvraagstukken' zoals medebeslissingsrecht in de kerk, nieuwe toegang tot gewijde ambten, een nieuwe evaluatie van de celibaatwet of een blijere acceptatie van een veelvormige seksualiteit. ‘Men moet het ene doen en het andere niet laten’, opdat wij niet op zekere dag zijn als ‘blinde leiders, die de mug uitzeven en de kameel doorslikken!’ (Mat. 23, 24)

6.5  Wij vragen aan de te Rome in synode verzamelde bisschoppen om met heel het volk dit Europa der tegenstellingen, inclusief onze kerkelijke tegenstellingen, opnieuw te ontdekken: de licht- en schaduwzijden, het grote potentieel aan grootse en schandelijke daden, wat ons tegelijk doet huiveren en hopen. Onvolmaaktheid en leed zullen de mensen vergezellen tot aan het einde van hun dagen. In onvermijdelijk leed laat God geen van zijn kinderen in de steek, maar het vermijdelijke heeft Hij ons toevertrouwd om het te vermijden en niet om het te verheerlijken.

6.6  Dwalingen van het kerkelijk leerambt dompelen ons niet in twijfel of ontgoocheling: ‘Alle mensen zijn schatplichtig aan de dwaling en de geest van hun tijd’ (Karl Rahner). Maar dwalingen moeten wel eerlijk erkend worden en veelal bekendgemaakt. In het werkdocument klaagt de katholieke kerk over een ‘zekere verslapping’ van het sacrament van de verzoening (44). Zou het kunnen dat een van de oorzaken daarvan is het volkomen gebrek aan bereidheid van het kerkelijk leerambt om fouten toe te geven? Vergissen is menselijk, ook in de kerk, maar volharden in een vergissing tegen beter weten in betekent schuldig zijn.

6.7  De bisschoppen die deelnemen aan de Europa-Synode moeten een kerk zichtbaar maken die zelf doet wat zij anderen leert: vrede stichten en eenheid in veelvormigheid, deelnemen aan de vreugden en zorgen op geloofwaardige wijze, mensen behoedzaam begeleiden naar de zin van het leven en het lijden, het sterven en de opstanding, en in eenvoudige, harten en hoofd beroerende taal en liturgie ‘altijd bereid tot verantwoording aan ieder die rekenschap vraagt van de hoop die in u leeft.’ (1 Petrus 3, 15) Van Antoine de Saint-Exupéry komt de wijsheid, die men ook in de Kerk zou verwachten: ‘Wanneer je wilt dat een volk op weg gaat naar een vreemd land, ga ze dan niet vertellen hoe je schepen bouwt, maar wek in hen het verlangen naar de grootsheid van de zee!’

UITNODIGING

‘Voor ons is de tijd aangebroken de leiding van de paus daarin te volgen dat we niet nog een keer gaan vaststellen dat de kerk de gemeenschap symboliseert van Jezus’ leerlingen, maar ervoor te zorgen dat de mensen de kerk daadwerkelijk als zodanig ervaren.’

      Bisschop Peter James Cullinane
      voorzitter van de Nieuw-Zeelandse Bisschopsconferentie
      op de Synode van Oceanië in de herfst van 1998


Opdat het Forum van Europese Christenen in Rome (van 7 tot 9 oktober 1999) deze tekst intensief kan bespreken, is het nu reeds nodig dat vele mannen en vrouwen meedenken. Wij vragen daarom dat alle lezeressen en lezers hun commentaar zo snel mogelijk mailen aan onderstaand adres, uiterlijk tot 15 september. Gelieve daarbij te bedenken dat wij onder bepaalde omstandigheden een grote massa bijdragen zullen moeten verwerken. Wij vragen u daarom zo kort en concreet mogelijk uw standpunt duidelijk te maken en wijzen er nu al op, dat we bij de verwachte veelheid van reacties niet ieders bijdrage in het document zullen kunnen opnemen.
Niettemin rekenen wij op uw medewerking en wij hopen dat wij op die manier de synode uit haar gouden bisschopskooi zullen kunnen bevrijden en haar kunnen maken tot een zaak van het hele kerkvolk.

Commentaar richten aan:

h.feichtlbauer@teleweb.at
 


Return to FORUM home page
 
Webpage Editor: Ingrid H. Shafer, Ph.D.
  e-mail address: facshaferi@mercur.usao.edu or ihs@ionet.net
Posted 11 August 1999
Last revised 11 August 1999
Electronic text Copyright © 1999 Ingrid H. Shafer